Interview met Ninke Happel, van Happel Cornelisse Verhoeven.
De Lakenhal in Leiden is weer open na een grondige verbouwing, restauratie en uitbreiding. Het museum verwelkomt een nieuwe telg in de familie van bakstenen gebouwen uit vier eeuwen geschiedenis.
Deze nieuwe telg kreeg al gauw de bijnaam de Trekzak, vanwege de gelijkenis met een accordeon. Niet zo verwonderlijk dat juist deze benaming uit de Leidse volksmond kwam. De trekzak is hét instrument van het Leidse levenslied van Mary Servaes, alias de Zangeres Zonder Naam, wiens geluid nog steeds de sfeer bepaalt van menig typisch Leidse kroeg. Vermoedelijk was deze bijnaam in eerste instantie niet zo positief bedoeld. Bij de eerste presentatie van het ontwerp ontstond er namelijk nogal wat commotie op social media. Men vond het gebouw veel te groot, foeilelijk en dominant in het straatbeeld. De aangrenzende Lammermarkt werd omgedoopt tot Jammermarkt!
Inmiddels zijn we zo’n vier jaar verder en is sinds kort de gevel daadwerkelijk zichtbaar in het straatbeeld. Hoewel niet iedereen het gebouw goed kan plaatsen, zijn de reacties veel positiever en krijgen de ontwerpende architecten steeds vaker telefoontjes en emails waarin men laat weten hoe mooi en bijzonder ze het gebouw vinden. Over smaak valt niet te twisten, maar al deze ophef maakte me wel nieuwsgierig naar de visie en ideeën van de makers. Hoe past deze nieuwe gevel in de context van het bestaande museum en in de context van de stad en haar geschiedenis?
Ik ging het gebouw van dichtbij bekijken en sprak met een van de architecten die verantwoordelijk is voor de nieuwbouw, Ninke Happel, van Happel Cornelisse Verhoeven.
Onderweg in de bus vanaf het Centraal station wordt er voor buitenlandse toeristen in het Engels omgeroepen dat we het ‘Cultural District’ naderen. De bus stopt vlakbij een van Leidens beroemdste molens uit de 18e eeuw, waarvan de geschiedenis teruggaat tot het begin van de zeventiende eeuw en dat sinds 1966 in gebruik is als molenmuseum. Voor velen is dit het startpunt van een bezoek aan de historische binnenstad, omdat je hier gemakkelijk de auto kunt parkeren in Europa’s diepste parkeergarage. Wanneer je de bus of de parkeergarage uitkomt sta je gelijk oog in oog met deTrekzak. Het gemeentelijke museum voor kunst en geschiedenis, waarvan de ingang zich bevindt aan de Oude Vest, is hiermee vergroot en doorgetrokken tot aan de Lammermarkt.
Het oorspronkelijke deel van het museum bestaat uit de monumentale ‘Laecken-Halle’ uit 1640, ontworpen door Arent van ’s-Gravesande ((CA. 1610 – 1662) in de stijl van het Hollands Classisisme. Deze stijl kenmerkt zich door een gebruik van baksteen in combinatie met natuurstenen ornamenten, die doen denken aan een klassieke tempel met ionische pilasters en een timpaan. Tot 1800 werd in de Lakenhal de beroemde Leidse wollen stof gekeurd en van een loodje voorzien door de Lakenmeesters. Na verval van de textielindustrie werd dit gebouw in 1874 de behuizing voor de stedelijke museumcollectie voor kunst en geschiedenis. Het gebouw werd aangepast en uitgebreid om er de stadscollectie in onder te brengen. Deze negentiende eeuwse aanbouw met een trappenhuis en een tweede verdieping werd ontworpen door Stadsarchitect J.W. Schaap in een neoclassicistische stijl, gebouwd in een rode baksteen met ionische pilasters en een timpaan van natuursteen. In het begin van de twintigste werd door toevoeging van de Papevleugel het museum bijna twee keer zo groot. De huidige restauratie en uitbreiding moet het museum eenentwintigste-eeuw-proof maken en dat vraagt om een moderne visie die aansluiting vindt bij het bestaande museumcomplex, maar ook een eigen plaats inneemt in het bestaande straatbeeld.
In 2012 startte de officiële zoektocht en uit maar liefst 47 internationale architectencombinaties werd een geschikte kandidaat gekozen. De aanmeldingen voor de aanbesteding werden beoordeeld door o.a. rijksbouwmeester Frits van Dongen, stadsbouwmeester Maarten Schmitt en museumdirecteur Meta Knol. In 2014 werd definitieve gekozen voor Julian Harrap Architects uit Londen voor de restauratie van de bestaande gebouwen en voor de jonge Nederlandse talenten Happel Cornelisse Verhoeven voor de nieuwe vleugel.
Ik vroeg Ninke Happel welke eisen er vanuit het museum en de gemeente Leiden werden gesteld aan het ontwerp.
Vanuit de stad was voorgeschreven dat het echt een onderscheidend groot volume moest hebben ten opzichte van de kleinere woonhuizen aan de Lammermarkt. Ook de hoogte was al bepaald, maar verder konden we daar van alles doen.
Hoe verhoudt de gevel zich tot de bestaande aangrenzende huizen aan de Lammermarkt?
Omdat we het grote volume van de gevel netjes wilden inpassen tussen de kleinere huizen hebben we een soort huis-motief in de plint bedacht met erkers daarboven. De erkers lopen uit in een zogenaamde lampet (een puntvormig element). Kijkend door je oogharen ontstaat er zo een huismotief dat in maat en schaal aansluit bij de omliggende huizen.
Dit is eigenlijk hetzelfde als wat Arent van ’s-Gravesande deed met de oude Laecken-Halle. Hij moest ook een groot volume inpassen in een kleinschalig stadsdeel van wevershuisjes. De twee zijvleugels kregen een kopgevel en die sloten als vooruitgeschoven posten aan bij de omliggende bebouwing. Wij hebben eigenlijk datzelfde trucje uitgehaald bij de nieuwbouw.
In hoeverre is er in de vormentaal en materiaalgebruik rekening gehouden met de bestaande bouw?
Wij vonden het heel belangrijk dat de nieuwbouw een nieuwe telg is in een familie van gebouwen. We hebben bewust daarom een bakstenen gebouw gemaakt, stevig op de grond verankerd, een zwaar gebouw, maar wel opgetrokken uit een baksteen die in de zeventiende eeuw nog niet gemaakt kon worden.
Waarin verschilt deze nieuwe baksteen met de oudere en waarom heeft het deze lichte tint?
Deze baksteen is een innovatief en modern product, gemaakt van een menging van drie kleisoorten, dat door een speciaal bakproces deze lichte groen-grijzige tint krijgt. Door de baksteen twee keer te bakken ontstaat deze typische kleur en de plek in de oven bepaalt of de steen donkerder of lichter uitvalt, waardoor er een heel genuanceerd palet ontstaat.
Deze grijstint sluit heel mooi aan bij alle natuurstenen elementen uit de zeventiende eeuwse Lakenhal. En als je goed door je oogharen in de stad kijkt zie je overal om je heen die zachte Benthuizer-zandsteen-tint. We hebben gezocht naar een product dat nieuw is, maar toch vertrouwd overkomt.
Niet alleen de kleur maar ook de structuur van de stenen is bijzonder
Dit zijn vormbakstenen die met een machine in een bak worden geperst, zoals men ook met de hand zou kunnen doen, waardoor de stenen een zekere strakheid krijgen, maar nog steeds de levendigheid behouden van een handproduct. Voor de gevel zijn speciale vormstenen gebakken, om een spel van licht en schaduw op de gevel te krijgen. Door de naar voren stekende delen vangt de gevel extra licht, zelfs op donkere of regenachtige dagen.
Verwijzen de stenen en het metselwerk op enige manier naar de geschiedenis van de Lakenhal?
Het eerste steentje van de erker is het vormsteentje en daar vandaan gaat het metselwerk op in een weefpatroon. Dit staat mooi in relatie tot de lakense stof. Dit hebben we visueler weten te maken door er reliëf aan te geven.
De gevel heeft wel iets Romeins, zo met die rondbogen en het metselwerk:
Mensen proberen het in een hokje te plaatsen, maar eigenlijk is het grappige dat het gebouw nergens op lijkt. Zo is ook de naam Trekzak ervoor bedacht. Sommige mensen blijven een beetje verwonderd achter, niet zo goed wetend wat ze er mee moeten.
Die verwondering maakt ons ook nieuwsgierig.
Dat is ook de bedoeling. Het is een gebouw dat zijn stedelijke plek inneemt en van veraf zijn stempel drukt op de Lammermarkt. De Lammermarkt was eerst echt een wegwaai-plek. Nu vormt het samen met het grote appartementencomplex op de hoek een stevige stedelijke wand voor die grote lege ruimte. We wilden ook dat het een aanraakbaar gebouw werd wanneer je dichterbij komt.
Het gebouw gaat dus ook een duidelijke interactie aan met de voorbijgangers aan de Lammermarkt?
We hebben een knoepert van een raam daar op maaiveld en het is uniek dat je straks bij tentoonstellingen op straatniveau naar binnen kunt kijken. Die ontmoeting van de kunst en de straat is heel bijzonder en daarom wil je ook dat mensen dichterbij komen.
In hoeverre is de gevel ook in relatie gebracht met de ruimtes erachter?
Het bovenste gedeelte zijn de werkruimtes van de medewerkers. Met de erkers wordt ook meer raamoppervlak gecreëerd en ontstaat er meer licht in het interieur. Er ontstaan door deze erkers ook meer overhoekse uitzichten. Zo doet ook de molen echt mee in het gezichtsveld van het museum.
Is er in de vensters van de tentoonstellingsruimte speciaal glas geplaatst? Ik denk dan aan veiligheid en de hoeveelheid licht die binnenvalt op de kunstwerken.
Dat is eigenlijk een geheim detail… Het is natuurlijk glas waar je niet zomaar in kunt rijden… Het raam kan ook worden afgesloten wanneer dat wenselijk is bij bepaalde tentoonstellingen.
Dit venster maakt de bezoeker nieuwsgierig naar de binnenkant van het museum. Kun je iets zeggen over materiaalgebruik en detaillering van de nieuwe tentoonstellingsruimtes?
De tentoonstellingsruimte is kameleontisch van aard en kan naar wens worden ingedeeld. De detaillering en materialiseren is ook daar doorgevoerd met materiaal dat een patina zal krijgen in de loop van de tijd, dus niet ‘everybody-loves-it-wit-gestuct, international style’…De geschiedenis van het hele gebouw is goed zichtbaar gebleven in het interieur, met delen uit de zeventiende, negentiende, twintigste, en nu ook de eenentwintigste eeuw.
De nieuwe achtergevel schrijft zijn eigen geschiedenis. De vorm en materiaalkeuze verbinden verleden, heden en toekomst, high en low culture, stad en (kunst)geschiedenis. Of we het nu lelijk of heel mooi vinden, de markante verschijning trekt onze aandacht waardoor we net iets langer blijven kijken. Hoe vaak staan we nou eigenlijk stil bij de áchterkant van een gebouw alvorens we naar binnen gaan? De publieksingang blijft gewoon aan kant van de De Oude vest. Daar betreed je het museum via het classicistische poortje met bovenop het model van een volmolen, ingemetseld in een bakstenen muur.
(Deze tekst is een bewerking van het artikel dat eerder verscheen in Palet magazine, april 2019)