‘Van Eyck. Een optische revolutie’,

Gedetailleerd en levensecht tot op de vierkante millimeter.

Verbluffend realistisch en gedetailleerd tot op de vierkante millimeter. Het beroemde altaarstuk met het Lam Gods uit de Sint Baafskathedraal te Gent, het grootste werk uit het oeuvre van Van Eyck, meet in geopende toestand bijna 3,50 bij 4,50 meter. Het werk werd bijna 600 jaar geleden begonnen door Hubert van Eyck en afgemaakt, na diens dood in 1426 door de jongere broer Jan (ca. 1390-1441). In het verleden is er vaak getwijfeld aan het bestaan van Hubert van Eyck, aangezien er geen ander werk van deze schilder bekend is of met zekerheid aan kan worden toegeschreven. Maar in 1823 werd tijdens het reinigen van de panelen, die zich toen in het museum in Berlijn bevonden, een spectaculaire ontdekking gedaan. Op de lijst ontdekten de restauratoren een tekst met een chronogram, die zich rechtstreeks tot ons (de beschouwer) richt:

‘Pictor Hubertus e Eyck . maior quo nemo repertus

Incepit . pondus . q(ue) Johannes arte secundus

Frater perfunctus) . Judoci Vijd prece fretus

VersU seXta MaI . Vos CoIIoCat aCta tUerI.’ 

De schilder Hubert van Eyck, een groter man werd nooit gevonden, vatte dit werk aan. Zijn broer Jan, de tweede in de kunst, voltooide die zware taak op verzoek van Joos Vijd. Die nodigt u, op 6 mei [1432], met dit vers uit om te aan-schouwen wat werd verricht.

De tekst vermeldt dat het werk begonnen is door Hubert, de grootste schilder ooit en dat zijn broer Jan het werk voltooide nadat Hubert was overleden in 1426. In de laatste zin is een datum verstopt als chronogram. Wanneer we de verzameling rode letters lezen als Romeinse cijfers, vormen die samen het jaartal 1432. De opdrachtgevers, Joos Vijd en Elisabeth Borluut lieten het kostbare, monumentale altaarstuk maken voor de familiekapel in de Sint Baafskathedraal te Gent.

Met Het Lam Gods werden de gebroeders van Eyck wereldberoemd en al kort na het overlijden van Jan van Eyck werd de Vijdkapel in de Sint Baafskathedraal een soort pelgrimsplaats voor kunstenaars en kunstliefhebbers en worden de makers geroemd in diverse historische bronnen. Uit die bronnen vernemen we ook dat Hubert zelfs begraven werd in de crypte vóór het altaarstuk! (De grafsteen wordt nog steeds bewaard in het museum voor stenen voorwerpen in de voormalige Sint Baafs abdij).

Ondanks de overgeleverde historische bronnen is er maar zeer weinig bekend over het leven van de gebroeders van Eyck. Wel weten we dat de Van Eycks afkomstig waren uit een schilderfamilie, mogelijk uit Maaseik, en dat ze nog een schilderende broer én zus hadden, genaamd Lambert en Margaretha.

Waarschijnlijk leerde Jan het vak bij zijn oudere broer Hubert en voltooide hij dus het Lam Godsretabel na diens dood. Jan van Eyck bewoog zich als schilder en diplomaat in de hoogste adellijke kringen en was tussen 1422 en 1424 hofschilder van Jan van Beieren, graaf van Holland en Zeeland en vanaf 1425 aangesteld als hofschilder en persoonlijke vertrouweling van de Bourgondische hertog Filips de Goede (peintre et valet de chambre de Monseigneur le Duc de Bourgogne). Als hofschilder had van Eyck geen verplichtingen tegenover de locale schildersambachten en mocht hij ook voor andere opdrachtgevers dan de hertog en het hof werken. In dienst van de hertog was hij voornamelijk belast met de decoratie van de vele residenties en maakte hij een aantal verre reizen. In 1426 een bedevaart die hij in de plaats van de hertog maakt en ‘een zekere verre geheime reis die hij hem ook had opgedragen te ondernemen naar zekere plaatsen waarover verder ook niets mag worden meegedeeld’. Men vermoedt dat de Van Eyck via Italië een bedevaart naar het Heilig Land maakte en dat die tweede reis hem naar verschillende steden van het Ottomaanse rijk voerde. Mogelijk verklaart dat de getrouwe weergave van Jeruzalem op ‘De drie Maria’s bij het graf’ in museum Boymans van Beuningen.

Twee jaar later neemt Jan van Eyck deel aan een diplomatieke missie naar Portugal in het kader van onderhandelingen over een huwelijkskandidaat voor de hertog: Isabella van Portugal. Jan van Eyck ging mee om portretten van de prinses te maken. (helaas verloren gegaan en alleen nog bekend van een zeventiende eeuwse gravure).

Documenten en historische bronnen leveren ons weliswaar boeiende informatie over Jan’s leven en werk, maar wanneer we de schilderingen van van Eyck beschouwen komen we nog dichter op de huid van de maker. De schilderijen nemen ons mee terug naar de vijftiende eeuw en tonen ons de wereld door de ogen van Van Eyck. Tegenwoordig zijn er nog slechts een twintigtal werken van zijn hand bewaard met bijbelse thema’s, portretten en memorietafels, waarvan er één in Nederlandse collectie. In vergelijking tot het enorme formaat van het Lam Gods zijn deze werken een stuk kleiner en zouden tezamen met gemak in een van de zijluiken van het altaarstuk passen.

Hoewel Jan van Eyck niet de uitvinder was van de olieverftechniek, heeft hij die, samen met zijn broer Hubert, wel tot in de perfectie weten te verfijnen en beheersen. Zijn schilderstijl kwam als een slag bij donkere hemel, die zich ver verwijderde van de Internationale Gotiek. Met een enorme precisie, detaillering en naturalisme schilderde hij met dunne, transparante lagen olieverf (soms wel 5 of meer). Niet langer werd bladgoud gebruikt, maar wist hij op heel overtuigende manier het effect van glanzend goud na te bootsen met verf en penseel! Ook de suggestie, van zacht bont, glanzende metalen en fonkelende juwelen spreken nu nog tot de verbeelding.

Deze enorme detaillering vraagt om aandachtig, in stilte waar te nemen en te ervaren. Hoe langer je kijkt hoe meer je ontdekt.

Jan van Eyck was een meester in het verbeelden van verschillende realiteiten en onze wereld te betrekken in de voorstelling. Zo zien we bijvoorbeeld het venster van de Vijdkapel gereflecteerd in de blauwe broche van een van de zingende engelen op het Lam Gods. En de beroemde ronde spiegel op het Arnolfini portret uit Londen, reflecteert de schilder zelf in de deuropening van de slaapkamer. Onder de spiegel lezen we: ‘Johannes de Eyck uit hic’ (Johannes van Eyck was hier).

Op de binnenluiken van het Lam Gods is het net alsof Adam met zijn voet over de rand van de lijst in onze wereld stapt….

Op de buitenluiken van het altaarstuk ‘veroorzaken’ de lijsten van de afzonderlijke panelen  slagschaduwen in de ruimte van Maria en de Engel in de “Annunciatie”, alsof wij door een venster de kamer inkijken en getuige zijn van dit belangrijke moment. In een tekstband spreekt de Engel de woorden: ‘Ave gratia plena’. Maria antwoordt met ‘Ecce ancilia domini’, de letters staan hier ondersteboven geschreven, leesbaar gemaakt voor God in de hemel!

Maria en de engel lijken veel te groot voor hun omgeving, maar daarmee onderstreept van Eyck hun bovennatuurlijke staat. Met alledaagse motieven wordt het goddelijk gesymboliseerd, zoals de Lavabo in het nisje verwijst naar de bron des levens en de witte lelies naar Maria’s maagdelijkheid.

Jan van Eyck moet zich van zijn unieke stijl en vakmanschap zeer bewust zijn geweest. Op een aantal werken, zoals zijn vermoedelijke zelfportret, gedateerd 21 oktober 1433, schreef hij op de bovenrand van de lijst de tekst: ALC IXH XAN en onderaan Johannes de Eyck me fecit. Alsof hij hiermee wilde aangeven dat hij zo goed mogelijk schilderde als hij kon! Een dergelijk bewustzijn van eigen artistieke kwaliteiten was in zijn tijd in de Noord Europa nog ongekend en hiermee ontworstelde hij zich duidelijk aan de ambachtelijke status van een middeleeuwse kunstschilder.

Op de lijst van het paneel met Madonna met kanselier Nicolas Rolin in het Louvre, staat het devies van Van Eyck ook geschreven. Dit paneel werd besteld door de schatrijke kanselier (de rechterhand) van de hertog van Bourgondië voor de Notre-Dame-du-Chastel in Autun en vertoont zowel zijn wereldse als spirituele aspiraties. De kanselier is al in de zestig als hij door van Eyck wordt geportretteerd. Hij zit in een rijkversierde ‘loggia’ dat uitkijkt over een wijds landschap in de verte. Rolin is gekleed in een mantel van goudbrokaat afgezet met nertsbont. In gebed ‘ziet’ hij Maria voor zich die hem het Christuskind toont terwijl ze door een engel wordt bekroond. De loggia wordt begrensd door een kleine omsloten tuin (hortus conclusus), met onder andere witte lelies en rozen (barmhartigheid). In de tuin lopen pauwen, symbool voor het paradijs, maar ook van werelds trots en ambitie en eksters (symbool voor fortuinlijk geluk?). De ruimte torent hoog boven het uitgestrekte landschap tot en met de besneeuwde toppen van de Alpen. Zou de opdrachtgever hiermee het paradijs bedoelen of toont het ons zijn eigen landerijen met de beroemde wijngaarden (waar nog steeds de beste bourgondische wijnen worden gemaakt)? Hoe het ook (symbolisch) bedoeld was, het hele schilderij zit vol met prachtige, levensechte details. Wanneer we inzoomen op de achtergrond zien we een stad en een meanderende rivier. Pelgrims lopen over een stenen brug, onderweg naar een grote Kathedraal. In de wijngaarden zijn mensen aan het werk (aangegeven met kleine zwarte stipjes). Zelfs de kleine bootjes op de rivier, die in werkelijkheid maar enkele millimeters groot zijn, kunnen we nog duidelijk herkennen.

Dit jaar doet zich een unieke kans voor om meer dan de helft van Van Eycks schilderijen van dichtbij te gaan bekijken in de grote tentoonstelling in Gent. Ook de inmiddels gerestaureerde panelen van de buitenluiken van het Lam Gods zullen daar te zien zijn, die vanaf 2012 uitgebreid zijn onderzocht, schoongemaakt en gerestaureerd. Voor het eerst in eeuwen is de oorspronkelijke verflaag van de hand van de gebroeders van Eyck weer zichtbaar en komen we dichterbij van Eyck dan ooit!

Nu de tentoonstelling helaas gesloten is omwille van de maatregelen tegen COVID-19, is er een virtuele tour te bekijken op deze website